Genderneutraal? Of toch maar een Oranjegevoel?

Afgelopen weekend heb ik voor het eerst een voetbalwedstrijd met mijn dochters gekeken. Althans, met een dochter, de oudste van 7. De jongste vond het geen blik op de televisie waard. Bij de oudste, Layan, ging het ook niet vanzelf. Het oranjegevoel moet groeien. Gelukkig waren daar 140 minuten voor.

Ik kijk zelf eigenlijk ook nooit voetbal, maar terwijl de kinderen het laatste stuk van een prinsessenfilm keken, werd ik toch nieuwsgierig, en zette ik het geluidloos aan op mijn telefoon. Toen de prinsessenfilm was afgelopen, besloot ik het toch even aan te zetten op de grote televisie, met geluid. En daar begon het avontuur.

‘Waarom kijken we naar allemaal mannen?’ was de eerste vraag. ‘Tja, dit is een mannenteam.’ ‘Spelen vrouwen dan geen voetbal?’ ‘Jawel, er is ook een vrouwenteam.’ ‘Waarom kijken we dat dan niet op TV?’

Goeie vraag. Ik ging even terug naar de tijd dat vrouwen nog geen kiesrecht hadden. Dat ze alleen maar moesten schoonmaken, en voor de kinderen moesten zorgen. ‘Hoeven ze nu niet meer voor ons te zorgen?’ ‘Jawel, maar nu mogen ze ook voetballen, alleen vinden we dat nog steeds niet zo interessant als mannen die voetballen.’ Het werd weer stil. 

De volgende vraag ging over de kleuren. Oranje, dat waren wij. Dat had ze geleerd op school, want Willem van Oranje was ooit een belangrijke man geweest, en bovendien waren alle straten oranje. Wie zijn dan de blauw-en-witte? En de groene? En de rode dan? Tegen de tijd dat de rust kwam, waren alle poppetjes geïdentificeerd. 

En dan het spel. Er waren doelpunten tegen oranje gemaakt. Wat waren die Argentijnen gemeen zeg! Een tweede doelpunt. Hoe konden ze dit doen! Terwijl ik inmiddels met volle overgave meedeed met het ‘ooooh’ en ‘aaaaah’ bij een bijna-doelpunt, merkte ik dat er naast me nog veel meer emotie was ontstaan. De ernst van de situatie was niet alleen doorgedrongen, het werd gevoeld tot in de tenen.

‘Als ik nu een vallende ster zag, kon ik tenminste wensen voor een doelpunt.’ ‘Je mag ook nu wel een wens doen hoor.’ ‘OK, dan wens ik voor een doelpunt voor Nederland.’ En ja hoor! GOAL! Naast me begon het te stuiteren. ‘Kunnen we nog winnen?’ ‘De kans is klein, maar het kan altijd, zelfs in de laatste minuut.’ ‘Mag ik je hand vasthouden? Ik houd het niet meer!’ 

En ja hoor, de laatste minuut. Niet te geloven. Springen op de bank. ‘En, wat gebeurd er nu?’ Ik sprong niet mee. Ik kende het trauma. Penalties waren nooit een plezier om naar te kijken. Doe nog maar een vijftal wensen. 

Ik had graag het feestgevoel met haar willen delen, maar het zat er niet in. Verslagen zaten we op de bank. Ik denk nog net niet zonder tranen. Dochterlief was oprecht verdrietig. Had ik haar maar niet opgezadeld met dit Oranjegevoel, dat nu als een donkere wolk in de kamer hing.

Slechts 140 minuten eerder bestond dit oranjegevoel nog niet. Het rozegevoel daarentegen was alom aanwezig. Dat hoefde ik niet uit te leggen. Of had ik haar dat nu ook aangepraat? Het brengt in ieder geval meer vreugde met zich mee dit jaar. Over vier jaar weer een kans. 

Dit vind je misschien ook leuk...

1 reactie

  1. Shanna Rodriguez schreef:

    Wat heerlijk om te lezen! Ouders van nu zou jou blogs moeten publiceren.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *